donderdag 31 maart 2011

Slag om Gallipoli

De Slag om Gallipoli, in navolging van de Britten ook wel Dardanellencampagne genoemd, was een slag tijdens de Eerste Wereldoorlog, die duurde van maart 1915 tot januari 1916 en uitliep op een catastrofe voor de geallieerden.
Locatie van de Slag om Gallipoli

Monument van Anzac Cala
Those heroes that shed their blood and lost their lives… you are now lying in the soil of a friendly country. Therefore rest in peace. There is no difference between the Johnnies and the Mehmets where they lie side by side here in this country of ours… You the mothers who sent their sons from far away countries, wipe away your tears. Your sons are now lying in our bosom and are in peace. Having lost their lives on this land they have become our sons as well. — Ataturk 1934

Het idee
De Britse Oorlogsraad kwam met het idee een derde front te openen in Turkije omdat men dacht dat de loopgravenoorlog in het westen geen snel vooruitzicht op een overwinning bood. Het tweede front, het Russische front bood ook geen vooruitzicht op een snelle overwinning. Rusland was door de slag bij Tannenberg zodanig verzwakt dat het voorlopig geen vuist meer kon maken. Een derde front bij de Dardanellen moest er voor zorgen dat Duitsland zijn krachten moest verdelen. Hierdoor konden de geallieerden dan aan het westelijk front Duitsland een beslissende slag toebrengen en de oorlog beëindigen.
De zeestraat tussen de Egeïsche Zee en de Zee van Marmara noemt men de Dardanellen. Men zou proberen via deze zeestraat Rusland te bereiken. Het Turkse schiereiland Gallipoli begrenst de zeestraat in het noorden.

                Enver Pasja                       Wangenheim                 
De aanloop
Als in 1913 de Jonge Turken, een groep opstandige officieren, in Turkije aan de macht komen, betekent dit een einde aan de Britse invloed. Enver Pasha, die zijn militaire opleiding in Duitsland had gevolgd, wordt de nieuwe minister van Oorlog en benoemt Wangenheim tot zijn Duitse ambassadeur. Zo komt er een einde aan de jarenlange grote Britse invloed op de Turkse buitenlandse politiek. De vermindering van de Britse invloed was deels het gevolg van een verandering van de Britse publieke opinie ten opzichte van Turkije. De Britse pers had stevige kritiek op het Turks optreden tegen onder andere de Armenen. De in 1907 afgesloten Brits-Russische overeenkomst was voor de Turken een teken elders steun te zoeken. Dit was het moment waarop de Duitsers hadden gewacht. Duitsland vergrootte zijn invloed mede door de inzet van de imposante ambassadeur Baron Maarschalk von Bieberstein. De Britse opinie en de toenadering van Duitsland tot Turkije had geen enkele invloed op de Britse buitenlandse politiek. De Britse minister van buitenlandse zaken Sir Edward Grey was ervan overtuigd dat de Turken de zijde van de geallieerden zouden kiezen.

                        
                           Adolf Marschall von Bieberstein                              Eward Grey

Op 2 augustus 1914 sloot Enver Pasha een overeenkomst met Duitsland om Turkije veilig te stellen bij een aanval door Rusland. Een gevolg hiervan was, dat de Britten de twee door Turkije in Groot-Brittannië bestelde oorlogsschepen niet afleverden maar toevoegden aan hun eigen vloot. Duitsland bood naar aanleiding van de Britse maatregelen de schepen Goeben en Breslau aan de Turkse vloot aan. Het gevolg was, dat de vijandelijkheid tussen de Duitse en Britse marine in de Middellandse Zee toenam.
Wilhelm von Souchon

Twee dagen later, na een bombardement van de Duitse oorlogsschepen Goeben en Breslau, onder bevel van viceadmiraal Wilhelm von Souchon, op de havens van Algerije, kwam het tot een conflict met twee Britse slagkruisers, de Indefatigable en de Indomitable, onder leiding van viceadmiraal sir A. Berkeley-Milne. Er werd niet geschoten, omdat het Britse ultimatum (dat de Duitsers zich uit België moeten terugtrekken) pas om middernacht afliep. Von Souchon voer verder richting Turkije.

sir A. Berkeley-Milne

Hij was op weg naar Turkije omdat Groot-Brittannië eerder twee in aanbouw zijnde Turkse oorlogsschepen in beslag had genomen. Duitsland had ter compensatie de Goeben en de Breslau aangeboden, die von Souchon daar zou afleveren. Enkele dagen later, in de nacht van 6 op 7 augustus 1914, merkte hij dat hij nog steeds gevolgd werd door sir A. Berkeley-Milne en zijn slagkruisers. Pas op 10 augustus 1914, als hij de Dardanellen doorvoer, staakten de Britten hun achtervolging.
Op 27 september 1914 hielden de Britten een Turkse torpedoboot tegen die de Dardanellen wilde uitvaren en stuurden hem terug de zeestraat in. De Turken sloten de Bosporus en Dardanellen voor alle scheepvaartverkeer, waardoor Rusland wordt afgesneden van de geallieerden. Overigens klinkt dit dramatischer dan het was. Er was niet veel scheepvaartverkeer naar Rusland via de Dardanellen.
Een maand later, op 28 oktober 1914, beschoot de Turkse vloot, nu onder leiding van de Duitser von Souchon, de Russische havens van Odessa, Sebastopol en Theodosia vanaf de Zwarte Zee. Deze beschietingen waren niet echt doeltreffend en waren meer bedoeld om Duitsland de Turkse goede wil te tonen. Gevolg was, dat Rusland op 2 november 1914 de oorlog aan Turkije verklaarde. Een dag eerder vernietigden de Britten een Turks jacht met zeemijnen aan boord. De Britten waren dus gewaarschuwd over een mogelijke mijnenleg in de Dardanellen. De volgende dag al bombardeerden de Britten de ingang van de Dardanellen, met name de forten van Sedd el Bahr en Kum Kale. Dit gebeurde zoals men later zei om de effectieve schootsafstand van de kanons te bepalen. Doordat bij toeval het magazijn bij Sedd el Bahr werd geraakt, was de vernietiging compleet. Deze beschieting is achteraf een grote fout geweest. Ten eerste werden de Turken gewaarschuwd dat de Britten van zins waren de Dardanellen te forceren. Na deze beschieting zijn de Turken, met ondersteuning van de Duitsers, het schiereiland Gallipoli gaan versterken. Ten tweede concludeerden de Britten dat het met alleen slagkruisers mogelijk moest zijn de forten in de Dardanellen te vernietigen. De nieuwe HE munitie en de nauwkeurigheid van de kanons maakten dit mogelijk. Dat het echter een gelukstreffer was en dat in werkelijkheid de vernietigende werking van de kanons geringer was, wist men niet. Op 5 november 1914 verklaarden ook Groot-Brittannië en Frankrijk de oorlog aan Turkije.

                                             Maurice Hankey                      David Lloyd George


Winston Leonard Spencer Churchill

Begin 1915 was de situatie in de Eerste Wereldoorlog niet florissant voor de geallieerden. Kabinetsleden, leden van de oorlogsraad en parlementariërs waren bezorgd over de ontstane patstelling. Minister van financiën Lloyd George stuurde aan op een actie op de Balkan. Rond deze tijd kwam ook het zogenaamde boxing day memorandum uit geschreven door luitenant-kolonel Maurice Hankey, secretaris van de oorlogsraad. Dit memorandum wees de Middellandse zee aan als mogelijke opening in de ontstane impasse. Ook in Rusland was de situatie zeer ernstig. De Russische tsaar stuurde een telegram aan de Britse minister van oorlog Lord Kitchener een telegram waarin hij om een Britse demonstratie tegen de Turken vroeg. Lord Kitchener en de Britse minister van Marine Winston Spencer Churchill bespreken dit Russisch verzoek op 2 januari 1915. Kitchener had een voorkeur voor een demonstratie bij de Dardanellen omdat dan ook Istanbul(Constantinopel) bedreigd zou worden. Kitchener benadrukte echter dat hij geen troepen beschikbaar had. Lord Kitchener stuurt diezelfde avond een antwoord aan de Russische tsaar terug, waarin hij toezegde, dat er een demonstratie tegen de Turken zou plaatsvinden. Wat hij precies onder een demonstratie verstond, meldde hij niet. Gevolg was, dat Groot-Brittannië zich committeerde tot een demonstratie tegen de Turken.
Winston Churchill zag de voordelen van een operatie bij de Dardanellen. De bezetting van de Dardanellen zou zeer waarschijnlijk een vervolg krijgen met de bezetting van Istanbul, waardoor Turkije verslagen zou zijn. Bulgarije, dat op het punt stond de zijde van Duitsland te kiezen, zou neutraal blijven. Rusland kon oorlogsmateriaal importeren en graan exporteren. Lord Kitchener had echter geen troepen beschikbaar en dus liet Winston Churchill onderzoeken of de operatie door de marine alleen kon worden uitgevoerd. De succesvolle bombardementen uitgevoerd door de marine in november 1914 maakten dat misschien wel mogelijk. Hij vroeg aan Schout-bij-nacht sir Sackville Hamilton Carden (squadroncommandant van de schepen die bij de Dardanellen opereerden) of het forceren van de Dardanellen met alleen slagkruisers mogelijk was. Schout-bij-nacht Carden antwoordde, dat dit mogelijk was, mits men er de tijd voor zou nemen.

 Sackville Hamilton Carden

Naar aanleiding van dit antwoord besloot de oorlogsraad op 13 januari 1915 dat: De admiraliteit een expeditie moet voorbereiden om in februari met een vloot het Gallipoli schiereiland te bombarderen en te veroveren met als einddoel Istanbul.

De voorbereidingen
Op 19 februari 1915 werd de aanval op de Dardanellen geopend door bombardementen op de forten, maar door communicatieproblemen wordt de actie afgebroken. Enkele dagen later, op 25 februari 1915, werd de aanval herhaald, en nu slaagde admiraal Gardener erin een van de forten te vernietigen, maar drie schepen werden beschoten door verdekt opgestelde houwitsers.

Britse troepen laden een houwitser

Van 27 februari tot 3 maart 1915 landden eenheden mariniers op de Turkse kust en stelden 50 stukken geschut buiten werking. Deze actie wekte enthousiaste reacties in Londen. Lord Kitchener vermoedde dat bij het verschijnen van de Britse vloot, de Turken gewoon op de vlucht zullen slaan. De Britse minister van Buitenlandse Zaken, Grey, dacht, dat het een staatsgreep in Turkije zou teweegbrengen.

Horatio Kitchener

De Turken waren door de aanvallen op de hoogte van de Britse plannen. Op 4 maart 1915 moesten de Britten zich al terugtrekken door de hevige Turkse tegenstand. Verdere pogingen om aan wal te komen mislukten en de plannen werden verschoven naar april.
In maart werden de troepen aangevuld en voorbereid. De Britse generaal Hamilton werd benoemd tot commandant van de Expeditionary Forces die Gallipoli zullen innemen. Zijn kennis van het strijdgebied was nihil en hij moest zijn informatie halen uit toeristische folders over de streek. Ook de communicatie tussen de landmacht en de marine ontbrak en de Turken waren volledig van hun plannen op de hoogte door gebrek aan geheimhouding. De Duitse generaal Liman von Sanders kreeg het bevel over 60.000 Turkse troepen in de regio en begon de verdediging voor te bereiden.

                                               Generaal Hamilton                Liman von Sanders

Er werd op 12 maart 1915 nog een poging ondernomen tot besprekingen met de Turkse regering, maar die lopen op niets uit, omdat Groot-Brittannië niet wilde garanderen dat Istanboel gevrijwaard zou blijven.

De landing
Een nieuwe poging werd op 18 maart 1915 ondernomen. 18 Britse slagschepen, kruisers en torpedobootjagers voeren vergezeld van mijnenvegers de Dardanellen binnen. Ze openden op hetzelfde moment het vuur op de forten. Ze werden op granaten onthaald en rond de middag werden de Franse Gaulois met enkele andere schepen getroffen. Ze maakten plaats voor de mijnenvegers door zich terug te trekken in de Erén Keui Bay, maar die lag vol mijnen en de Franse Bouvet werd tot zinken gebracht. Ook de mijnenvegers moesten een veilig heenkomen zoeken door de aanhoudende granaatregen. Rond 16:00 uur, zonken drie Britse schepen, de Inflexible, de Irresistable en de Ocean, door mijnen onder het wateroppervlak. De actie werd afgeblazen.
Op de krijgsraad van 22 maart 1915, aan boord van de HMS Elisabeth, spreken viceadmiraal Boue de Lapeyrère, commandant van de Franse Middellandse Zeevloot, generaal Hamilton, viceadmiraal De Robeck en de Franse generaal Baillard, af om op 14 april 1915 op Gallipoli te landen. De 29° divisie zal op Helles landen, de Anzacs bij Caba Tebe, de Royal Naval Division bij Bulais, een Franse eenheid bij Kum Kale en de Basika Baai en een Brits bataljon bij Morto Baai. Bij Krithia zou 2000 man worden afgezet. Men verwachtte weinig of geen tegenstand.

                                   Augustin Boué de Lapeyrère             generaal Baillard


Op 23 april 1915 zettte de vloot zich in beweging en meer dan 200 schepen voeren naar de Dardanellen en de landing begon. Om 03:00 uur kwamen Britse troepen met 70.000 manschappen aan bij de Hellespont op de punt van het schiereiland. De ANZAC-troepen, zo'n 12.000 man moesten bij Ari Burna, Z-beach genaamd, landen, maar werden op de verkeerde plaats afgezet en werden onder vuur genomen door de Turkse 19° divisie als ze probeerden de Sari Bair te beklimmen. De Britse generaal Birdwood vroeg om terug te trekken, maar werd genegeerd. Op V-beach wilde men de Turken overrompelen door opeens aan wal te verschijnen, maar ze worden neergemaaid door het gerichte Turkse machinegeweervuur. Op W-beach sneuvelen nog eens honderden manschappen. De derde landing vormde een afleidingsaanval door de Fransen bij Kum Kale waar ze bij het innemen van de stad zonder veel kleerscheuren ervan afkomen.
Generaal Hamilton zond op 27 april 1915 een telegram naar Londen met de boodschap, dat alles naar wens was verlopen en dat de 30.000 Britten aan land waren gezet.
 William Birdwood

De nederlaag
Op 28 april 1915 bereikte de Britse 29° divisie Krithia en lanceerde een aanval op de Turken. Ze verloor meer dan 3000 manschappen door verwarring in de gelederen en communicatiestoornissen. De Anzac bij Ari Burna slaagde er bijna in de bergkam van Chunuk Bair te veroveren maar dit werd verijdeld door de Turkse reservetroepen onder leiding van Mustafa Kemal Atatürk, die in 1923 de Turkse Republiek zou oprichten.

De derde operatiefase ging op 3 mei 1915 van start. Men plande een gecombineerde actie te land en ter zee, maar de geallieerde troepen werden klemgezet op het strand door sterk Turks verzet. Op 6 mei 1915 probeerden de Britten nogmaals Krithia te veroveren, deze keer ten koste van 6500 gesneuvelden. Op 19 mei 1915 deden de Turken een tegenaanval met 40.000 manschappen, maar die werd door de Anzac met slechts 17.000 man afgeweerd.

Herbert Henry Asquith

Door de mislukte aanvallen op de Dardanellen werd de Britse minister van Marine sir Winston Churchill op 26 mei 1915 ontslagen door eerste minister Herbert Asquith. Er groeiden nog meer twijfels over de operatie toen op 4 juni 1915 ook de derde poging Krithia in te nemen mislukte. Weer sneuvelen er duizenden geallieerden.
De versterkingen arriveerden begin augustus 1915, waarmee de vierde operatiefase van start ging. Ze ontscheepten in de baai van Suvla om de Turkse verdediging vanuit het zuiden aan te vallen. De Anzac viel tegelijkertijd aan op Chunuk Bair, maar werd op 10 augustus 1915 verslagen door Mustafa Kemal. Ook de landing op Suvla was geen succes, omdat sir Frederick Stopford zich liet overrompelen door de Turken die meteen het hoger gelegen gebied van de baai veroverden.

Frederick Stopford

 Sir Ian Hamilton

Een week later, op 17 augustus 1915, vroeg generaal sir Ian Hamilton nogmaals om versterkingen. Londen was verbijsterd door de vele tegenslagen. Dezelfde dag probeerde men een nieuwe aanval op Suvla (slag om de Sulva-baai), maar na het oprichten van een bruggenhoofd, werden ze door de Turkse verdediging tegengehouden en geïsoleerd. De gevechten voor Gallipoli duurden onverminderd voort. Na de hitte van de zomer kregen ze nu te maken met stormschade en koude.

De mislukking
De operatie was tot mislukken gedoemd, de strijdmachten konden het land niet binnentrekken. Het duurde maanden voor ze tot dit inzicht kwamen. Er vielen duizenden onnodige slachtoffers door de gevechten, maar ook door de enorme hitte in de zomermaanden en de ijzige kou in de winter. Klimaat en terrein waren in het voordeel van de verdedigers. Bovendien had men de Ottomaanse weerstand danig onderschat. Ook de Duitsers, die het Turkse leger aanvankelijk laag inschatten, waren onder de indruk.
Op 11 oktober 1915 verklaarde de Britse minister van Oorlog, Lord Kitchener, dat een terugtrekking de meest rampzalige gebeurtenis uit de geschiedenis van het Britse Rijk zou zijn. Ook generaal sir Hamilton evalueerde het risico en besloot, dat bij zo'n onderneming minstens de helft van zijn troepen zou sneuvelen. Hij werd op 14 oktober 1915 uit zijn functie ontheven en vervangen door generaal Monroe die de opdracht kreeg de situatie te beëindigen.

generaal Monroe

Als bleek, dat Londen hem de nodige versterkingen niet kon geven, wilde hij het eiland meteen aan de Turken overlaten. Lord Kitchener wilde er het fijne van weten en ging op 10 november 1915 op onderzoekscommissie naar Gallipoli. Op 15 november 1915 stuurde hij een telegram aan minister-president Asquith waarin hij eindelijk toegaf, dat de inname van Gallipoli onmogelijk was. Hij adviseerde tot directe evacuatie over te gaan.
In december 1915 begonnen de geallieerden aan de evacuatie in het geheim om de Turkse troepen op een dwaalspoor te brengen. Op 8 december 1915 begon de terugtrekking uit de baai van Suvla en Ari Burna volgens het plan van generaal William Birdwood. Op 28 december 1915 begon de evacuatie uit de Hellespont. De geallieerden werden uiteindelijk in het grootste geheim geëvacueerd in december 1915 en januari 1916. Niemand sneuvelde tijdens deze complexe operatie.
William Birdwood

Nadien
De Britse journalist Keith Murdoch brak het verbod om over Gallipoli te praten door een brief te schrijven aan de Australische premier, die deze informatie doorspeelde aan het Britse kabinet in Londen.
Een gevolg van de geallieerde nederlaag was een omslag in de stemming in Bulgarije. Weliswaar was daar een pro-Geallieerde lobby, maar de bevolking wilde graag de gebieden heroveren die in de Tweede Balkanoorlog verloren waren gegaan en de Duitsers waren bereid Bulgarije deze gebieden te beloven. De Centrale overwinning bij Gallipoli overtuigde de Bulgaren ervan, dat de Centralen een goede kans maakten de oorlog te winnen. Het is aannemelijk dat dit Bulgarije "het laatste duwtje" gaf.
Een deel van de Anzac-troepen werd later overgeplaatst naar het westfront. Gehard als ze waren in de strijd om Gallipoli door de ontberingen en de dood van hun kameraden, kregen deze soldaten de reputatie van de meest geduchte tegenstanders van de Duitsers. Bij hen deed al snel het verhaal de ronde dat Anzac-troepen de meest fanatieke en genadeloze vechters onder de geallieerden waren.
Als herdenking van de vele onnodige slachtoffers van de nederlaag op dit schiereiland vieren de Australiërs nog steeds de verjaardag van de eerste landing: 25 april. Ze noemen dit Anzac-day (Anzac: Australian and New Zealand Army Corps, codenaam voor de eerste landing.). Anzac day wordt in Australië en Nieuw Zeeland nog altijd gecultiveerd wegens het belang voor de nationale identiteit en saamhorigheid.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten