Op 28 juni 1914 bracht de Oostenrijkse aartshertog en troonopvolger Frans Ferdinand samen met zijn vrouw een bezoek aan Sarajevo, de hoofdstad van de Oostenrijk-Hongaarse provincie Bosnië en Herzegovina. De Bosnisch-Servische student Gavrilo Princip schoot Frans Ferdinand met een pistool neer, nadat hij eerder die dag al een mislukte poging had gedaan om de kroonprins en zijn vrouw te vermoorden. Hierbij werd alleen Ferdinands officier geraakt. Later die dag, toen Frans Ferdinand zijn officier wilde bezoeken in het ziekenhuis, werden hij en zijn vrouw doodgeschoten. Frans Ferdinands laatste woorden waren: "zorg voor de kinderen".
De publieke opinie in Europa schaarde zich aan de kant van Wenen en niet aan de kant van Servië (de Zwarte Hand, de organisatie die mee heeft geholpen aan de aanslag, was een Servische organisatie). Zelfs de Russen trokken hun handen van de Serviërs, hun traditionele bondgenoten, af. De aanslag leek in eerste instantie met een sisser af te lopen: Oostenrijk leek niet te reageren.
Sneeuwbaleffect
Na de aanslag op 28 juni bleef het enkele weken lang schijnbaar stil. Achter de schermen overlegde Wenen succesvol met Berlijn. Berlijn gaf Wenen op 6 juli bijna een blanco cheque, doordat het verbond tussen de twee een defensief karakter had. Deze blanco cheque bestond uit de Duitse toezegging, dat een Russische interventie een Duits antwoord zou betekenen.
Pas op 23 juli stelde Wenen aan Servië, middels zijn minister van Buitenlandse Zaken, graaf Leopold Berchtold een 48 uursultimatum, het Juli-Ultimatum. Dit ultimatum eiste kortweg dat de zaak tot de bodem werd uitgezocht. Hiervoor moest Servië zich een diepgaande inbreuk op de soevereiniteit laten welgevallen, onder meer door het toelaten van Oostenrijkse politieagenten. Ook diende Servië de verantwoordelijkheid voor de aanslag op zich te nemen.[6] Servië stemde met alle eisen in, op één na, namelijk het toelaten van Oostenrijkse agenten op zijn grondgebied. Servië beschouwde dit als een inbreuk op zijn soevereiniteit, en kondigde een gedeeltelijke mobilisatie van zijn leger af. Oostenrijk verklaarde het antwoord onbevredigend en verbrak op 25 juli de diplomatieke betrekkingen met Servië. Ook zij kondigde een gedeeltelijke mobilisatie af.
Op 25 juli besloot Rusland tijdens het kroonoverleg van Krasnoje Selo om Servië militair te steunen. Tegelijk werd door Rusland, Duitsland en Engeland een bemiddelingsconferentie voorgesteld. Dit voorstel bleef echter onbeantwoord. Op 27 juli volgde een eerste fase in de mobilisatie van het Russische leger. De bevelhebber van het Russische leger, Sergej Dobrorolski, zei later dat de Russische staf de oorlog reeds op 25 juli voor een uitgemaakte zaak hield. Het was hun bekend dat Duitsland deze stap zou volgen.
Op 26 juli besloot Duitsland toch om niet mee te gaan met het idee van Rusland om hen militair te steunen.
De Oostenrijkse doelen voorzagen een lokale oorlog, mede doordat de Servische hoofdstad net over de grens met Oostenrijk lag. Op 28 juli verklaarde Oostenrijk de oorlog aan zijn kleine buur. Reeds de volgende dag, 29 juli, beschoot de Oostenrijkse artillerie de Servische hoofdstad.
Oostenrijk-Hongarije besloot op 30 juli tot een algehele mobilisatie. Op die dag keurde ook tsaar Nicolaas II van Rusland de mobilisatie van het Russische leger goed. De Russische generale staf, zich realiserend dat dit een indirecte oorlogsverklaring inhield, probeerde hem hier vanaf te houden. Ook een bezwerende brief van de Duitse keizer aan zijn neef de tsaar bleef zonder effect. Duitsland stelde hierop een 12 uursultimatum dat de Russische mobilisatie ingetrokken moest worden. Toen antwoord hierop uitbleef, verklaarde Duitsland op 1 augustus aan Rusland de oorlog. Frankrijk besloot hierop tot mobilisatie, om zijn verbond met Rusland gestand te doen.
Het Duitse oorlogsplan was een bijgewerkte versie van het zogenaamde von Schlieffenplan. Dit was gebaseerd op de veronderstelling dat de Russische mobilisatie veel tijd zou kosten. Duitsland zou deze tijd gebruiken door eerst met aartsvijand Frankrijk af te rekenen, en dan Rusland aan te pakken. Op de avond van de oorlogsverklaring trokken de eerste Russische eenheden echter al Oost-Pruisen binnen.
Het "von Schlieffenplan" voorzag in een omtrekkende beweging door België. Op 1 augustus bezette Duitsland Luxemburg. Op 2 augustus stelde Duitsland België een ultimatum met de eis tot vrije doortocht. België weigerde de Duitse troepen de doortocht, waarop Duitsland het neutrale België de oorlog verklaarde. Op 3 augustus verklaarde Duitsland Frankrijk de oorlog, op 4 augustus trok Duitsland België binnen. Dit was voor Groot-Brittannië reden om Duitsland nog dezelfde dag de oorlog te verklaren aangezien Groot-Brittannië de neutraliteit van België had gegarandeerd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten