zondag 3 april 2011

Slag aan de Schelde

De Slag aan de Schelde was een militaire operatie in Noord-België tegen het einde van de Eerste Wereldoorlog. De geallieerden wilden in november 1918 de Schelde bereiken.
De Eerste Wereldoorlog werd uitgevochten op verschillende fronten waaronder het westfront. Het westfront was het bekendste en belangrijkste front; het strekte zich uit van de Noordzee tot aan de Frans-Zwitserse grens.

Het geallieerde tegenoffensief

De Duitsers startten in 1918 een offensief tegen de Britten en Belgen bij Ieper in Vlaanderen. Op het eerste gezicht waren deze offensieven succesvol: de loopgraven werden verlaten en een flinke terreinwinst werd geboekt. De troepen waren echter aan het eind van hun Latijn (na een offensief gingen ze bijvoorbeeld eerst vijandelijke voedseldepots plunderen), en ook achter het front bevonden zich nog grote hoeveelheden vijandelijke troepen. De offensieven liepen alle drie vast in modder, bloed, en een muur van frisse Amerikanen. Over het hele front werden de Duitsers in de herfst van 1918 teruggedreven. De geallieerden waren nu in de aanval vanaf het Ieperfront. Voor de algemene aanval naar de Schelde van 31 oktober tot 1 november 1918 was de uitvalsbasis de weg Anzegem - Waregem en de spoorweg Kortrijk - Deinze. De bezetting van de heuvels tussen Schelde en Leie werd voor de Amerikaanse 37th Div. en de 91st Div. een zware klus. Op 1 november 1918 's avonds, werd Petegem bezet door de 41ème Franse D.I. Oudenaarde - Bevere door eenheden van de 91st A.E.F. Inf. Div. alsook van de 128ème Franse D.I. De Amerikanen hadden in de Spitaalsbossen van Wortegem gedurende twee dagen een korte, maar harde noot moeten kraken.

Oversteken van de Schelde bij Oudenaarde op 1 november 1918

Bij valavond van 1 november 1918 was de 37th Inf. Div. A.E.F. doorgestoten tot Eine en Heurne, en kon al enkele vooruitgeschoven eenheden aan de oostelijke Schelde-oever laten postvatten dankzij alle mogelijke middelen (boomstammen, vlotten, tonnen, enz..) De 91st Inf. Div. vroeg toelating aan de 37th Inf. Div. om in haar gebied eveneens loopbruggen te mogen aanleggen daar dit niet mogelijk was ten zuiden van de stad. Uiteindelijk konden twee loopbruggen op 300 m van elkaar ten noorden van Eine alsook een pontonbrug, die nog dezelfde avond klaar kwam, gebruikt worden. Op 5 november werd het bevel gegeven het bruggenhoofd rechtover Heurne te Welden op de proef te stellen om na te gaan of de vijand niet over gans de linie aan het terugtrekken was onder dekking van enkele infanterie-eenheden versterkt door mitrailleurs. De Duitsers boden echter overal verbeten weerstand. De Schelde zou dus enkel met een gezamenlijke actie kunnen ingenomen worden

De wapenstilstand van 11 november 1918

Het overschrijden van de Schelde en de doorstoot naar Brussel van 9 tot 11 november 1918. De algemene druk op de Duitse legers was groter geworden. Het thuisfront stortte in elkaar door een marxistische en anarchistische omwenteling, zodat de Geallieerde Opperbevelhebber hierdoor het bevel gaf om "de behaalde overwinningen om te zetten in een definitieve eindzege", m.a.w. "er dienden aanstonds met man en macht een eindoffensief ingezet te worden". Dit werd op 10 november 1918 uitgevoerd maar, reeds de volgende dag stopgezet door de algemene wapenstilstand op 11 november 1918 om 11uur.

Gifgas

Na de hergroepering van 2 tot 4 november 1918 van de geallieerde troepen waren de Duitsers nog steeds paraat, zowel met artillerie als met vliegtuigen. Herhaalde aanvallen met fosgeen gifgassen werden op de stad Oudenaarde uitgevoerd met grote verliezen van burgers tot gevolg.
Gifgas werd zowel door de geallieerden als door de Duitsers gebruikt. Fosgeen werkt sterk prikkelend op de longen bij inademing, ook in lage concentraties. Naast de aanvankelijke prikkeling treedt ook na een latente periode van enige uren tot een dag vaak longoedeem op waardoor ernstige ademnood kan ontstaan. Dit wordt veroorzaakt doortdat fosgeen met vocht in de longen reageert tot zoutzure damp (HCl), waardoor de longweefsels worden vernietigd. Ook na maanden kunnen slachtoffers nog blijven hoesten en ook bloed ophoesten.

Vernielingen

Omdat kerktorens ideale uitkijkposten zijn werden alle kerken rondom Oudenaarde ten westen van de Schelde vernield. Sint-Walburga Oudenaarde, Eine, Heurne, Bevere, Moregem, Petegem.
De 91ste divisie A.E.F. rukte vanuit Waregem door de Spitaalsbossen op naar Wortegem en zo naar Moregem. Zij bereikte op 1 november 1918 Oudenaarde. Moregem heeft zwaar geleden. De kerk, het orgel met orgelkast in mooi snijwerk en twee kostbare beelden in houtsnijwerk werden vernield. In het gemeentehuis werden waardevolle oude archieven van gemeente en schuttersgilde vernietigd.
In de dorpskern van Heurne (Oudenaarde) staat de neogotische Sint-Amanduskerk, die in haar huidige vorm pas uit 1922 dateert; de oorspronkelijke laat-18de-eeuwse kerk werd in 1918 bij de Slag aan de Schelde vernield.

Dikke Bertha

Dikke Bertha
Dikke Bertha (Duits: Dicke Bertha) is de naam van een Duitse houwitser. Dit artilleriestuk werd ingezet tijdens de Eerste Wereldoorlog bij de terugtrekking van de Duitsers uit Oudenaarde. Het wapen had een voor die tijd ongekend groot kaliber van 420 mm. Het gewicht van de granaten bedroeg 900 kg. De houwitser kon doelen treffen tot op 9 km afstand.

Monumenten en herdenkingstekens

  • Op het Tacambaroplein in Oudenaarde staat een Amerikaans monument, een herdenkingszuil voor Amerikaanse infanteriesoldaten die in de Eerste Wereldoorlog in Oudenaarde de Schelde overstaken.
                                  
  • Ohiobrug in Eine. Als aandenken aan de Amerikaanse deelname is later de Ohiobrug te Eine gebouwd en betaald door de staat Ohio (USA).
                                   
                                       

Vierde Slag om Ieper

Op 1 maart 1918 bezet het 2e Beierse R.I.R., van generaal-majoor von Dittelberger, Diksmuide. Als oefening voor het Duits lenteoffensief dat gepland wordt op Loos-Armentiers door de 1e Beierse Reservedivisie lijkt het de Duitsers nuttig Diksmuide aan te vallen. De Vierde Slag om Ieper, ook wel de Leieslag genoemd, is gepland voor 18 maart 1918.
Het probleem voor Duitsers is hoe ze de IJzer moeten oversteken die op dat punt zo'n 12 m breed is. Ze verzamelen in het Handzame-Kanaal een kleine vloot pramen om het materiaal via het kanaal en dan over de rivier te brengen. Anderen bouwen loopbruggen van planken en vlotters, geholpen door patrouilleboten.
Omdat dit alles onder de ogen van de geallieerden moet gebeuren, zorgt de Duitse artillerie ervoor de vijand in de loopgraven te houden onder leiding van Res-Hauptmann Gombart en Res-Luitenant Eschenbach.
Enkele weken later, op 18 maart 1918, begint de raid op Diksmuide. 's Morgens vroeg, rond 03:00 uur zijn de Duitsers klaar voor de aanval. 45 minuten later openen ze het vuur en schieten ze tot 05:00 uur gasgranaten naar de overzijde. Om 03:50 uur wordt er bij de geallieerden gasalarm geslagen en beschieten ze tot 07:00 uur de Duitse stellingen. Duitse kanonnen en mortieren vuren vanaf 05:40 uur op de geallieerden en even later, om 05:52 uur, beginnen ze ook met machinegeweren te schieten. De Duitse aanvalscolonne maakt zich klaar. Enkele minuten later wordt het mortiervuur naar voor gelegd als afsluitingsvuur voor de oprukkende Duitsers. Ze steken de IJzer over onder constante beschietingen van de geallieerden.

De verwoesting van Ieper

Kaart van het Duitse Leie-offensief

Enkele dagen later, op 21 maart 1918 breekt de hel los over het gehele westfront. De Duitse generaal Ludendorff voert overal bliksemaanvallen om door de geallieerde linies te breken.
Op 12 april 1918 slaan de Duitsers een bres in de Britse linie van ongeveer 48 km, ten zuidwesten van Ieper, nabij Hazebroek. Veldmaarschalk sir Douglas Haig geeft de Britten de opdracht zich niet terug te trekken en het Britse verzet verdedigt zich uit alle macht. Onder leiding van generaal Plumer lukt het hen de Duitsers tot staan te brengen langs de Leie op 17 april 1918 en de Duitse poging de Noord-Franse havens te bereiken is mislukt.
De slachting bij de Kemmelberg begint in de ochtend van 25 april 1918. De hele nacht hebben de Duitsers gasgranaten afgevuurd op de geallieerden, terwijl de Fransen hun stellingen met bombardementen vanuit vliegtuigen verdedigden. Om 06:00 uur bestormen de Duitse Alpenjagers de heuvel en de Fransen moeten zich terugtrekken op de Rodeberg en de Scherpeberg.
De Duitse generaal Erich Ludendorff geeft op 29 april 1918 het bevel het offensief op het westfront te staken. Maar een maand later, op 27 mei 1918 komt hij met een volgend offensief Plan Hagen en de Duitsers rukken verder op naar Parijs, maar enkele dagen later, rond 4 juni 1918, zijn zijn troepen aan het eind van hun Latijn en moet hij ook dit offensief staken.
Na nog enkele offensieven aan de Marne in Frankrijk is het duidelijk dat de Duitsers aan de verliezende hand zijn. En als op 8 augustus 1918 het Geallieerd Eindoffensief van start gaat, geven de Duitsers zich gewillig over.
Op 28 september 1918 verlaten de Duitsers Langemark. Ze worden door honderden kanonnen uit het bos van Houthulst gejaagd, waar ze de voorbije vier jaar ingebunkerd zaten.
De geallieerden verjagen in de daaropvolgende maanden de Duitsers van het westfront en beginnen zelf ook het terrein te verlaten. Ze laten enorm veel ongebruikte munitie achter, waaronder veel gifgasgranaten. Dit gifgas werd Yperiet genoemd, omdat het voor het eerst op grote schaal werd ingezet nabij Ieper. Maar het was niet, zoals veel geschiedenisboeken vermelden, de eerste inzet in de geschiedenis. Twee dagen voor Ieper werd bij Nieuwpoort mosterdgas voor het eerst ingezet. Bij inhaling van dit gas braakten de slachtoffers hun longen uit.
11 november 1918, 11 uur in de ochtend: Wapenstilstand. Aan alle offensieven komt een eind en enkele dagen later beginnen de Duitsers zich terug te trekken uit de Franse en Belgische streken die ze nog hadden bezet.
Soldaten in de loopgraaf

Derde Slag om Ieper

De Derde Slag om Ieper, ook bekend als de Slag om Passendale (en internationaal bekend als Passchendaele), was een grote veldslag die in 1917 tijdens de Eerste Wereldoorlog door Britse, ANZAC en Canadese troepen enerzijds en het Duitse leger anderzijds werd uitgevochten.
Australische soldaten, 29 oktober 1917.

Situatie

David Lloyd George

 

Op 31 juli 1917 begon de Britse veldmaarschalk sir Douglas Haig aan zijn Derde Slag om Ieper om de Duitsers de genadestoot toe te brengen.
Zijn plannen, die hij ondanks tegenwerking van de Britse premier David Lloyd George wist door te zetten, bestonden erin het Duitse 4e leger van generaal Sixt von Arnim ten val te brengen, langs de kust op te rukken en noordwaarts richting Oostende en Zeebrugge te trekken om de havens, en in die tijd door de Entente-machten abusievelijk aangezien voor de gevaarlijkste Duitse onderzeebootbases, te heroveren.

                                       Sixt von Armin                        François Anthoine

 
Herbert Plumer               Robert Nivelle

Daarvoor liet hij het Britse 5e leger van generaal Hubert Gough in de richting van Pilkem aanvallen over de ietwat hogere waterscheiding, in het noordwesten gesteund door het Franse 1e leger van generaal François Anthoine en in het zuiden door het Britse 2e leger van generaal Herbert Plumer. Voor het eerst werd een groot aantal tanks ingezet, om precies te zijn 216 Mark IV-tanks. De Duitsers waren op de hoogte van de plannen en trokken een grote hoeveelheid artillerie en reserves bij de frontsector samen. Ze legden zes hoofdweerstandslijnen aan met een totale diepte van tien kilometer. Omdat het voorjaarsoffensief van de Franse generaal Robert Nivelle was mislukt en daardoor het moreel was gebroken, waren de Fransen niet in staat de Britten daadwerkelijk te ondersteunen. Daardoor hadden de geallieerden niet het numerieke overwicht dat nodig was voor een doorbraak.
Mark IV Lodestar III in het Koninklijk Legermuseum

Britten

Op 31 juli begon het aanhoudend te regenen en de volgende dag had iedereen de hoop al opgegeven. De Britse artilleriebombardementen met 3019 kanonnen verstoorden de afwatering, maar de meeste Duitse kazematten bleven intact. De troepen kwamen nergens vooruit door de modder en op 2 augustus 1917, na een opmars van maximaal twee kilometer, lag het offensief stil. Duitse tegenaanvallen dreven de Britten weer gedeeltelijk terug. Pas op 16 augustus 1917 werd de opmars hervat. Het Britse 5e leger viel meer naar het noorden Langemark aan, maar stuitte op een hardnekkige verdediging. Die maand beliepen de verliezen aan doden en gewonden ongeveer 75.000 geallieerden en 50.000 Duitsers. De Britse pers werd eerst wijsgemaakt dat een grote overwinning was behaald. Toen echter bleek hoeveel gewonden er naar de Britse hospitalen werd gebracht, viel de mislukking niet langer te verbergen en stortte aan het thuisfront het moreel in.
Een maand later, na een gevechtspauze tijdens een periode van warm weer die de grond opdroogde, verschoof het offensief op 22 september 1917 weer zuidwaarts en viel het Britse 2e leger van generaal Herbert Plumer aan op de heuvelrug ten oosten van Ieper. Hij koos voor een methodische aanval over een smal front, begeleid door gordijnvuur. De concentratie aan manschappen en artillerie was zo groot dat de voorste Duitse linie weggevaagd werd.
Tot 25 september 1917 streed hij zo bij de steenweg Ieper-Menen. Beide zijden verloren zo'n 20.000 man. De verliesverhouding verbeterde voor de Britten, maar de terreinwinst was slechts 1000 meter. Op 26 september 1917 verloor het geallieerde leger 17.000 manschappen bij de verovering van het Polygoonbos. Plumer eindigde het offensief op 4 oktober 1917 met de verovering van Broodseinde. Dit kostte 26.000 geallieerde soldaten het leven. De Duitse verliezen waren even groot.
Ondertussen raakte het Duitse opperbevel sterk verontrust. Omdat het artillerievuur alle Duitse eenheden uitdunde, die in de laatste weerstandlinies verdicht waren, had het Duitse leger in Vlaanderen in feite de helft van zijn gevechtskracht verloren. De divisies verloren hun samenhang toen zelfs bij de kleinste eenheden nog een derde van de manschappen werd uitgeschakeld. De Duitsers overwogen zich terug te trekken en besloten de laatste linies niet meer ten koste van alles te heroveren.

Australiërs

Van 4 oktober tot 9 oktober 1917 was het de beurt aan de Australiërs om bij Tyne Cot aan te vallen. Ze werden echter door het noodweer gehinderd. Een week eerder dan normaal brak het rustige herfstweer echter en voortdurende slagregens maakten het terrein volledig onbegaanbaar. De omstandigheden waaronder nu gevochten werd, behoren tot de slechtste uit de wereldgeschiedenis. Generaals aan beide zijden beschreven het terrein als een hel op aarde. De offensieven werden echter niet afgelast. De helft van het terrein bestond nu uit modder waar men slechts kon lopen door er plankieren aan te leggen; de andere helft was water waarin duizenden halfvergane lijken ronddreven. Gewonden waren reddeloos verloren en zakten in het slijk weg.
Het was dan ook niet verwonderlijk dat de Australiërs geen noemenswaardige vooruitgang boekten, ondanks een verlies van 13.000 man. Ze veroverden echter toch nog de eerste Duitse frontlinie en de daaromheen liggende kazematten en bunkers.

Passendale

Veldmaarschalk Haig bleef vastbesloten om bij Ieper vóór de winter tot een doorbraak te komen. Op 12 oktober 1917 viel hij Passendale aan, maar zonder succes. Opnieuw verloor men zo'n 13.000 man. Omdat er geen vooruitgang werd geboekt, bleven duizenden gewonden stervend in het niemandsland achter. Op 14 oktober stonden de Duitsers toe dat lijken en gewonden opgehaald werden. Op 26 oktober 1917 probeerden de Canadese korpsen het opnieuw maar hun opmars was traag door de modder en het Duitse gifgas.

Launcelot Kiggell

Op 6 november 1917 leek er aan de Derde Slag om Ieper een eind te komen, toen Passendale viel, op dat moment niet meer dan een rode vlek in de modder. De volgende dag bezocht voor het eerst een stafofficier, luitenant-generaal Launcelot Kiggell, in een auto het front. Hij barstte in tranen uit en mompelde: Good God, did we really send men to fight in that? Het antwoord was: It's worse further up on....
Het dorpje Passendale, het uiterste punt van de Britse opmars, voor en na de strijd

Resultaat

De totale Britse verliezen aan het Westelijk Front tussen 31 juli en 1 december bedroegen 448.614 man aan doden, gewonden, zieken, deserteurs, vermisten en krijgsgevangenen, waaronder 244.897 aan de frontsector van het offensief, zieken en deserteurs niet meegerekend. In aanmerking nemend dat zelfs bij een puur verdedigende opstelling ook zo'n 50.000 man door artillerievuur uitgeschakeld zouden zijn, moet men de extra verliezen door het offensief op een kleine 200.000 man stellen, een derde daarvan gesneuveld. De totale Duitse verliezen in Vlaanderen gedurende dezelfde periode bedroegen 270.710 man. Bij de Fransen vielen ongeveer 8500 doden, de overige verliezen zijn niet bekend. De totale verliezen door dit offensief aan beide zijden bij elkaar optellend komen we aan ruwweg 450.000 man. Dit is een overweldigend aantal slachtoffers in verhouding tot de slechts acht kilometer die het front verschoven is, maar helaas geen uitzondering in deze oorlog.
Sir Douglas Haig kreeg de schuld omdat hij niet de gewenste doorbraak kon forceren. Hij dacht dat de Duitse troepen op instorten stonden en wilde daarom niet opgeven. Hij bleef echter aan als Brits opperbevelhebber in Frankrijk.
Met deze slag werd het hoofddoel bereikt om een belangrijk deel van het Duitse leger door de Britse artillerie uit te schakelen. In aanmerking nemend dat zonder kanonvuur de normale verliesratio in deze omstandigheden ongeveer één op tien zou geweest zijn, is het succes van de Britse artillerie inderdaad opmerkelijk. Het was eigenlijk een geplande uitputtingsslag, waarbij de optimistische doelstellingen van Haig maar een voorwendsel waren om de onwillige politici over te halen. Desalniettemin geldt de slag tegenwoordig, meer nog dan de Slag om de Somme, als hét voorbeeld van een zinloze aanval.
De slag was afgelopen op 10 november 1917. Behalve de uitputting van het Duitse leger had de slag vooral negatieve effecten aan de zijde van de Entente. De nu gevormde saillant bij Passendale was eigenlijk onverdedigbaar en de Canadezen die haar gedurende de winter desalniettemin behielden, leden daarbij verschrikkelijke verliezen door Duits vuur. Doordat de meeste reserves verbruikt waren, kon Haig op 20 november het succes van de tanks in de Slag om Kamerijk niet uitbuiten. De politici waren van walging over de slachting vervuld en weigerden versterkingen naar het front in Vlaanderen te sturen. Daardoor werd het Britse leger erg kwetsbaar bij het Duitse voorjaarsoffensief. In april 1918 ging alle terreinwinst weer in korte tijd verloren in de Vierde Slag om Ieper.

Ernst Junger

Aan de Duitse kant nam de auteur Ernst Jünger (1895-1998) als soldaat aan de slag deel. Over zijn ervaringen schreef hij zijn eerste roman In Stahlgewittern.

Eerste Slag om Ieper

De Slag om Langemark luidt op 21 oktober 1914 het begin van de Eerste Slag om Ieper in. Het 26e Duitse reservekorps staat opgesteld tussen Poelkapelle en Zonnebeke tegenover de Britse en Franse troepen in Langemark en Boezinge. Het Duitse korps bestaat voornamelijk uit vrijwillige studenten, zonder enige militaire opleiding. Het Britse korps bestaat uit doorgewinterde beroepssoldaten. Om 6:00 uur vallen de Duitse soldaten aan, maar worden letterlijk afgemaakt door de Britten. Volgens de legende gebeurt dit onder het zingen van "Deutschland, Deutschland über alles". Dit hardnekkige verhaal berust echter niet op werkelijkheid. Niet in de laatste plaats omdat dit lied totaal geen marslied is. De Duitsers houden dit vier dagen vol, winnen geen meter grond, en verliezen bijna al hun manschappen.

Het Duitse 16e Beierse reserve-infanterieregiment, waarbij Adolf Hitler dient, doet op 29 oktober 1914 een tweede poging door te breken nabij Geluveld. Na drie dagen moeten ze de gevechten staken. Op 31 oktober 1914 veroveren ze Geluveld wel maar verliezen daarbij meer dan de helft van hun manschappen. De volgende dag nemen ze Mesen en Wijtschate in, maar verliezen Geluveld aan de Britten.
Op 11 november 1914 vallen de Duitsers opnieuw Ieper aan via Menen. Ze zijn met hun 18.000 manschappen duidelijk in de meerderheid, maar kunnen de 8000 Britten die hun de toegang ontzeggen niet verslaan.
De volgende dag valt de eerste sneeuw over het front wat voor een adempauze zorgt. De manschappen graven zich in en bereiden zich voor op de komende winter.
Het Duitse oppercommando besluit op 22 november 1914 het offensief te staken. Ze schieten wel eerst de stad aan flarden, maar kunnen ze niet uit handen van de Britten krijgen.
De Eerste Slag om Ieper is gestreden.
Hill 60, een bebost heuveltje nabij Ieper, wordt op 10 december 1914 toch nog door de Duitsers ingenomen. Door deze uitkijkpost kunnen ze de Britse en Franse troepenbewegingen in de gaten houden. Tijdens de volgende jaren zal dit een belangrijk voordeel blijken te zijn.

zaterdag 2 april 2011

Slag om de IJzer

Wat vooraf ging
Op 12 oktober 1914 rukken de Duitsers Gent binnen en de volgende dag wappert de Duitse vlag op het stadhuis. De Britten bezetten Ieper vanaf 14 oktober 1914. De volgende dag stellen Franse, Britse en Belgische troepen zich achter de IJzer en de Ieperlee op. Uitgeput graven ze zich in in spoedloopgraven onder de belofte van hun oversten spoedig naar huis terug te keren. Op 16 oktober 1914 arriveren Duitse verkenningstroepen in Diksmuide en reeds de volgende dag gaan ze tot de aanval over, die succesvol door de Britten wordt afgeslagen.

De slag

Op 18 oktober 1914 gaat de Slag om de IJzer van start. Veldmaarschalk sir John French geeft de British Expeditionary Force opdracht naar Menen en Rijsel te vertrekken, maar wordt door de Duitsers in zijn opzet gehinderd. Zuidelijk van Nieuwpoort dringen de Duitsers bij Mannekensvere door en verjagen de Belgen uit hun verdedigingslinie. 's Nachts nemen de Belgische troepen wraak en kunnen enkele posities opnieuw innemen. Hun succes is maar van korte duur, want enkele uren later worden ze weer verdreven.

Diksmuide komt onder vuur op 18 oktober 1914 maar de Belgische troepen wijken niet. Ook Nieuwpoort staat in lichterlaaie. Lombardsijde wordt enkele uren later ingenomen nadat de Duitsers het Kanaal Plassendale-Nieuwpoort zijn overgestoken. Diezelfde dag moeten de Belgen bijna al hun voorposten opgeven. En op 20 oktober 1914 staan de Duitsers aan de IJzer.
De volgende dag vallen de Duitsers Tervate aan en slagen erin een loopbrug over de IJzer te nemen en een bruggenhoofd te vormen op de linkeroever. Ze dreigen door te stoten naar Duinkerke en de situatie wordt kritiek voor de Belgische verdediging. Zeker voor de volgende dagen want ook de 2e verdedigingslinie wordt bedreigd als de Duitsers hun posities op de linkeroever weten te verstevigen.

                                             Karel Cogge                                Hendrik Geeraert

Op 25 oktober 1914 wordt de situatie zo kritiek dat de Belgische regering besluit om alles tussen de IJzer en de spoorlijn Nieuwpoort-Diksmuide onder water te zetten. Onderzoeksrechter Feys van Veurne is de bedenker van dit plan. Hij suggereert het aan kolonel Wielemans van het Belgisch hoofdkwartier. Dijkmeester Karel Cogge wordt erbij geroepen en onder zijn supervisie opent Hendrik Geeraert in de nacht van 28 op 29 oktober 1914 bij vloed de sluizen van Veurne-Ambacht aan de Ganzepoot in Nieuwpoort en het water sijpelt het land binnen. Dit wordt nog zo'n zes keer herhaald. De Duitsers hebben de list niet door omdat het water slechts heel langzaam stijgt. Ondertussen worden Pervijze, Ramskapelle, Nieuwpoort en Diksmuide onophoudelijk gebombardeerd.

onder water gezet bebied

Op 29 oktober 1914 valt Diksmuide na hevige gevechten op de spoorweg Nieuwpoort-Diksmuide. De Duitse generaal Erich von Falkenhayn, chef van de Duitse generale staf, heeft ondertussen de sterkte van zijn 4e en 6e leger opgebouwd om na de IJzer de havens van Calais en Boulogne in te kunnen nemen. Op deze manier hebben de Duitsers een voordeel van 6-tegen-1.

Erich von Falkenhayn

Op 30 oktober 1914 wordt de 2e Belgische verdedigingslinie toch gebroken door een aanval tussen Nieuwpoort en Rijsel door de Duitse 5e reservedivisie. Als ze Pervijze en Ramskapelle proberen in te nemen stuiten ze op hevige tegenaanvallen van de Belgen en Fransen. Ze proberen zich terug te trekken achter de IJzer maar ondertussen is het water zo gestegen dat het hele gebied rond de IJzer blank staat.
Het front aan de IJzer zit muurvast. De Duitse keizer verlaat ontmoedigd het front. Alleen rond Ieper wordt volop gestreden over de paar meters grond tussen de Duitse en Britse linies (zie Eerste Slag om Ieper).
Op 10 november 1914 bezetten de Duitsers Diksmuide. Maar als het twee dagen later begint te sneeuwen, graven alle partijen zich in. Dit luidt het voorlopige einde van de strijd in.
Lange tijd bleef het stil aan het westfront, soldaten kropen zo diep mogelijk weg in de loopgraven. De onderwaterzetting gaf een gevoel van veiligheid, al bleek dit gevoel van veiligheid vals toen tijdens de nacht van 15 januari - 16 januari 1916 de soldaten plots oog in oog kwamen te staan met drie Duitsers. Men dacht dat het onmogelijk was zo'n grote afstand af te leggen door het ijskoude water. Met grote ontzetting ondervond men dat de soldaten uitgerust waren met speciaal ontworpen zwempakken, bestaande uit zeildoek, teer en rubber zodat ze zich gedurende lange tijd in uiterst koud water konden voortbewegen. Bovendien kwam men te weten na ondervraging dat er soldaten getraind werden om op deze manier de vijand te besluipen. Meteen werd de beveiliging van de wachtposten strenger gecontroleerd. Het bleef echter bij deze drie "zwemmers".

vrijdag 1 april 2011

Duitse represailles in Zemst

De gruweldaden te Zemst, begaan door de Uhlanen te Zemst op 25 augustus 1914 zijn minder bekend dan gelijkaardige oorlogsmisdaden begaan tijdens dezelfde campagne in steden als Dinant en Leuven, omdat het aantal slachtoffers daar veel hoger lag. Dit artikel is gebaseerd op getuigenissen van dorpsgenoten en gepubliceerd in een boek.

De Duitsers hadden op 20 augustus 1914 Brussel ingenomen, daar waar de Belgische militairen zich in de fortengordel rond Antwerpen hadden geconcentreerd. Tussen beide gebieden ontstond een soort niemandsland, waarin het gewone leven zijn gang ging, buiten dat de mensen die het zich konden veroorloven veiliger oorden hadden opgezocht. De gewone boer verkoos te allen tijde bij zijn vee en land te blijven. De Duitsers staken hun neus aan het venster te Zemst en bouwden er een wachtpost op de brug over de Leibeek, een zijarm van de Zenne, aan de Brusselsesteenweg, niet ver van de grens met Mechelen.
Carabiniers in een voorpost in Zemst

Op zondag 23 augustus reden een paar Duitse Uhlanen vanuit Zemst naar Hombeek om er een kijkje te nemen, want dat was de hoofdtaak van deze militaire groep: verkennen. De zoon van de koster van Hombeek had de soldaten al zien afkomen vanuit de kerktoren en liet de Belgische soldaten, die in een dorp verderop (Leest) verbleven, verwittigen. De Uhlanen werden allen ter plaatse neergeknald. Ook langs de spoorlijn Mechelen - Brussel werden er die dag Uhlanen neergeschoten door Belgen gelegerd op de spoorberm aan het Mechelse Coloma-complex.

Een dag later, een zonnige maandag 24 augustus, durfden Belgische jagers te paard de confrontatie aan dichter tegen de vijand, vlak aan de grens Mechelen-Zemst te Geerdegem. Meestal lieten vele Uhlanen, slechte schutters als ze waren, tijdens deze kleine confrontaties het leven. De soldaten van deze Duitse gevechtseenheid schoten volgens de Zemstenaren onderarms. Die dag bezetten de Belgen het Zemstse gehucht "De Brug", een huizengroep gelegen aan de Zenne en de Leibeek. Ze brachten er de nacht door in de huizen van de bewoners. De officieren bespraken er het mogelijk verdere verloop van de gevechten en bepaalden er de frontlijn voor de volgende dagen. De Duitsers trokken zich voorlopig even terug richting hun kampement tussen Zemst en Hofstade. Hun aantal werd geschat op 2000

17 Jagers verdedigen een geïsoleerd huis in de omgeving van Zemst

Dinsdag 25 augustus staat bekend als de dag van de eerste uitval uit de forten rond Antwerpen. Rond 3 uur werden de Belgische soldaten gewekt. De hoefslagen op de kasseien verraden de aanwezigheid van de Duitse Uhlanen. Hun leider was een kolonel. Deze werd prompt door het hoofd geschoten door een Gents soldaat. Anderen werden eveneens neergeschoten. Ook de Belgen trokken in verwarring richting Mechelen. Deze terugtrekking zou achteraf een ramp betekenen voor de Zemstste burgerbevolking, want tijdens het krieken van de dag, vlak na het treffen, kwamen de Duitsers als een vloedgolf over het dorp. Zij inspecteerden elk huis in het gehucht De Brug en bekoelden hun woede op de bewoners, die aangemaand werden naar buiten te komen. Meermaals werden hun huizen in brand gestoken met zogenaamde "pastilles nitrocellulose gelatinées" of door middel van het besproeien met benzine. Verschillende mensen die tegenstribbelden werden dood- of neergeschoten. Alexander Bouwens, bijgenaamd Sander. Deze leerjongen van de plaatselijk fietshersteller was een wees geboren te Gilly in 1894. Toen de Duitsers de werkplaatsen in brand staken vluchtte hij, waarna de Duitsers hem oppakten. In de verwarring zag hij de kans om te ontsnappen, maar liep prompt in de armen van aankomende soldaten. De dronken, opgehitste mannen grepen de jongen vast en wierpen hem op de grond. Met een bijl uit de beenhouwerij hakten ze zijn benen af tot boven de knieën en daarna zijn armen tot boven de ellebogen. De buren zagen hoe de Duitsers achteraf de ledematen en de romp van de jongen in het vuur gooiden.
  • Louis De Boeck, die 's morgens met zijn fiets in het Mechelse Arsenaal wou gaan werken, werd door de nek geschoten
  • Naast het huis waar dit incident plaatsvond, woonde melkventer Jan Van Relegem en zijn vrouw Fannie De Rey, een jong koppel. Toen de Duitsers zijn paard wilden opeisen versperde de man de Duitsers de weg, waarop dezen hem prompt een dumdumkogel door de dij joegen. Toen zijn vrouw op de plaats van het onheil arriveerde, wierp ze zich woedend op de soldaten. Deze schoten haar door de borst. Van Relegem heeft nog een jaar geleefd. Door slechte verzorging van zijn wonde overleed hij in 1915. Bij de vrouw werden verrassend genoeg geen vitale organen geraakt en zij genas in extremis nog.
  • Armand Van der Heyden zijn beenhouwerij werd in brand gestoken, terwijl er nog mensen in huis zaten. Toen hij door het dak wou ontsnappen werd hij door scherpschutters door het hoofd geschoten. De andere bewoners bleven ongedeerd.
  • Vader Joannes Van Dam en zijn zoon Frans, die zeer kort bij de grens Mechelen-Zemst woonden, werden later teruggevonden onder het lijk van een Duits soldaat in de kalkput van hun eigen huis. De vader was doodgeschoten, de zoon was door de keel gestoken
  • De wandaden gebeurden rond 5 uur in de ochtend. Bij de familie van Felix Alcide werd na het inbeuken van de deur de koekoeksklok kapotgeslagen. Ze had net 5 uur geslagen. De man en zijn familie werden naar het centrum gevoerd. Midden op de weg kreeg hij een bajonetsteek in de rug. Hij werd nadien naar het klooster vervoerd en overleefde het incident.
  • Aan de overkant van de weg, bij de familie Bal, vielen twee doden te betreuren. De vader trachtte met een koffer snel uit zijn huis te raken maar werd prompt doodgeschoten. Zoon Jean werd woest en begon de Duitsers uit te schelden. Zijn grootvader wou hem nog beschermen maar hij rukte zich los en liep naar de soldaten. Zijn buik werd opengereten door een bajonet terwijl de grootvader hem nog terug probeerde te trekken.
Levend schild
De Duitsers begonnen na hun wandaden gijzelaars te verzamelen, omdat ze inzagen dat ze een levend schild nodig hadden tijdens hun terugtrekking naar Brussel toe. Tijdens deze actie vielen nog een aantal slachtoffers door het ongeduld van de Uhlanen. Al deze wandaden duurden tot 10 uur in de ochtend. In grote wanorde trokken de Duitsers zich terug samen met hun gewonden die zij op een hoop op paardekarren hadden gelegd. De aftocht onder beschutting van de Zemstse gijzelaars ging van Zemst, Eppegem en Houtem naar Peutie. In dit dorp hielden ze halt aan de kerk. Er werden 6 personen geselecteerd om geëxecuteerd te worden: Corneel Van Messem, Petrus De Greef, Louis Alcide, Jan Beullens, Frans De Wit en een zekere Van Oppens uit Mechelen. Zij dienden hun eigen graf te graven en werden ter plekke doodgeschoten, nadat ze tevergeefs om genade hadden gesmeekt. Eén van hen stond na het eerste salvo terug op en smeekte opnieuw om genade. Inwoners van Peutie beweerden dat er zelfs een paar levend werden begraven. In Zemst-Laar werden er eveneens twee gijzelaars, Joseph Diddens en Jean François De Buyser, op ongeveer dezelfde manier om het leven gebracht

Terreinwinst voor de Belgen

Onder het waakzame oog van Koning Albert, die om 7.30 uur van op de Sint-Romboutskathedraal in Mechelen de plaats van de gevechten overschouwde, staken de Belgen in groten getale zuidwaarts de Zenne over richting Zemst-dorp en zaten de Duitsers achterna met grote omzichtigheid. De Jagers deden hun naam alle eer aan. Deze jongens waren niet aan hun vuurdoop toe en doorzochten ieder hoekje en iedere struik. Met veel schrik trokken zij over de Hoogstraat door de opgeschoten aspergevelden, die eventueel als hinderlaag-object zouden kunnen gebruikt worden. Toen zij uiteindelijk de kerktoren van Zemst ingenomen hadden konden zij de situatie beter overschouwen. De Duitsers hielden Elewijt in hun greep en van daaruit beschoten zij de kerktoren van Zemst. De dorpelingen ontvingen de Belgen als helden en boden brood en melk aan, doch de officieren raadden hen toch aan het dorp te verlaten. Volgens hen zou er morgen (26 augustus) opnieuw slag geleverd worden. De inwoners hadden een dag de tijd om hun doden te begraven.

Slag der Grenzen

De Slag der Grenzen is een veldslag in de Eerste Wereldoorlog tussen 20 en 25 augustus 1914 in de Ardense regio en het noorden van Metz tussen Frankrijk en Duitsland.
De Fransen trekken België binnen maar stuiten op 22 augustus 1914 op twee Duitse legers. De Fransen lijden zware verliezen. Hun 3e leger onder generaal Pierre Ruffey wordt vernietigd en ook het 4e leger van generaal Fernand de Langle de Cary wordt zwaar toegetakeld. De Fransen trekken zich terug tussen de Maas en de Marne, om zich te verschansen op de versterkingen van Verdun.

                                                       Pierre Ruffey                          Fernand de Langle de Cary

Op 21 augustus gebruiken de Duitsers in Tamines (Charleroi) een levend schild van 650 burgers tegen de Franse kogels. Hun opzet mislukt en ze steken de huizen in brand en maken 460 mannen af.
Dinant wordt in de ochtend van 22 augustus binnengevallen door het Duitse 3e leger. Meer dan 80 mannen worden doodgeschoten, daarna wordt de stad in brand gestoken. Ook de volgende dag worden burgers (vooral vrouwen en kinderen) vermoord en tegen de avond branden 1200 huizen.

                                         Joseph Joffre                            CharlesLanzerac

Bij het derde gevecht in de Slag der Grenzen laat de Franse opperbevelhebber, generaal Joseph Joffre,
het 5e leger van generaal Charles Lanrezac tussen Samber en Maas (de streek Tussen-Samber-en-Maas) stellingnemen om zo de Duitse opmars te blokkeren. De Duitsers gebruiken zware houwitsers om Namen in te kunnen nemen en er sneuvelen meer dan 27.000 Franse soldaten. Namen valt uiteindelijk op 25 augustus.
Tijdens de Slag van Bergen op 23 augustus is er een eerste contact tussen de Duitsers en de Britten. De Britten verliezen veel manschappen van het 4e Bataljon, de Royal Fusiliers, na een aanval door Duitse infanteristen. De British Expeditionary Force doden veel Duitse soldaten van het 1e leger onder generaal Alexander von Kluck, maar daarna worden ze vijf km achteruit gedwongen en omdat het Franse 5e leger onder generaal Lanrezac zich te ver naar het oosten heeft moeten terugtrekken, moeten de Britten wijken.
Op 24 augustus krijgt het Britse 4e Bataljon de opdracht zich terug te trekken naar Le Cateau. Dit gebeurt tot 27 augustus onder voortdurende gevechten met het Duitse 1e leger onder generaal Alexander von Kluck. De Duitse aanvallen worden afgeweerd door het Britse 2e korps onder generaal Smith Dorrien ten koste van 7800 doden. De Britse terugtocht lijkt op een vlucht, maar ze kunnen toch ontsnappen.

 
                                                        Alexander von Kluck                        Smith Dorrien
Zo komt er een eind aan de Slag der Grenzen.

Helmuth von Moltke

De Duitsers maken echter een misrekening. De Duitse bevelhebber Helmuth von Moltke past het Schlieffenplan aan naar aanleiding van de ongeorganiseerde terugtrekking van de Fransen en Britten. Hij evalueert de strategische situatie echter verkeerd en hij stuurt Duitse troepen naar Parijs, maar ook naar de Elzas als versterking voor een nieuwe aanval. Hij stuurt ook nog twee korpsen naar het oostfront. Andere eenheden belegeren Maubeuge en Antwerpen.

                                                              Ferdinand Foch                                Michel Maunoury

De Franse generaal Joseph Joffre kent nu de locatie van de Duitse troepen en bereidt een tegenaanval voor in het noordoosten van Frankrijk. De Franse troepen in Verdun moeten ter plaatse blijven als anker voor het komende offensief. Hij stelt twee nieuwe legers samen, het 6e leger onder generaal Ferdinand Foch en het 9e leger onder generaal Michel Maunoury.