Achtergrond
Na de nederlaag van het Franse leger gedurende de Frans-Pruisische oorlog van 1870-1871, moest het Franse opperbevel wennen aan een nieuw machtsevenwicht in Europa. De opkomst van het Duitse Rijk aan de andere kant van de Rijn, gecombineerd met het verlies van de Elzas en Lotharingen brachten Frankrijk belangrijke strategische nadelen.In 1898 nam de Franse Generale Staf Plan XIV aan. Rekening houdend met de numerieke minderheid waarmee de Fransen in die periode geconfronteerd werden, behelsde Plan XIV enkel een defensieve strategie langs de Frans-Duitse grens. De Fransen, maar met name het Franse militaire apparaat, maakte zich steeds grotere zorgen over het groeiende verschil in de bevolkingsaantallen van Frankrijk en Duitsland. Aan het einde van de 19e eeuw had Frankrijk een stagnerende bevolking van veertig miljoen inwoners. Het Duitse Rijk had toen al een bevolking van vijftig miljoen inwoners, een aantal dat ook nog eens sterk toenam.
Naast dit numerieke probleem maakte de Franse legerleiding zich ook zorgen over de reserves waarover ze zouden kunnen beschikken. De oorlog van 1870-1871 had aangetoond dat de Duitse militaire staf zeer goed in staat was om het Duitse spoorwegnet te gebruiken om haar legers te transporteren. Daarnaast werd het spoorwegnet efficiënt ingezet om snel te kunnen mobiliseren en reserves snel aan het front te krijgen. De Fransen begonnen de lessen van de Frans-Duitse oorlog met betrekking tot het adequaat gebruiken van de spoorwegen mondjesmaat toe te passen. Maar voor het zinvol inzetten van de reserves was nog geen goede oplossing. Zodoende behelsde Plan XIV geen plan voor de inzet van de reserves. In 1903 werd Plan XV aangenomen. Hoewel dit plan nog steeds defensief van opzet was, was er nu wel aandacht voor de inzet van de reserves, maar nog slechts in een ondergeschikte rol.
Het Plan
Het uiteindelijke Plan XVII voor de militaire strategie van Frankrijk in het geval van een oorlog met Duitsland was helemaal afkomstig van Ferdinand Foch. Zijn offensieve plan was gebaseerd op brute kracht en een mythisch geloof in het Franse "élan" oftewel de vechtlust en moed van de Franse troepen. Generaal Joseph Joffre nam dit plan in 1911, toen hij opperbevelhebber werd, aan.Na de Frans-Duitse oorlog van 1870 waren de provincies Elzas-Lotharingen voor Frankrijk verloren gegaan en bij Duitsland gevoegd. Hierdoor was in Frankrijk een sterk gevoel van "revanchisme", hetgeen in de plannen terug te vinden was. Eén van de hoofddoelstellingen van het plan was om deze twee gebieden te heroveren. Om dit te realiseren zouden vier Franse legers optrekken aan beide kanten van Metz en Thionville. Hierdoor was er nog maar één leger over om heel noord-Frankrijk te verdedigen. De Fransen waren er echter van overtuigd dat Duitsland niet via België op zou trekken. De onafhankelijkheid van België werd namelijk door Groot-Brittannië gegarandeerd in het Verdrag van Londen. Dit zou Duitsland dus in oorlog met Groot-Brittannië brengen, en de Fransen waren er van overtuigd dat de Duitsers dit risico nooit zouden durven lopen.
Helaas voor de Fransen zagen de Duitsers het Verdrag van Londen slechts als een "vodje papier", en was hun plan, het Schlieffenplan er juist op gericht een omtrekkende beweging door België te maken en zodoende Parijs in te sluiten.
Toen de oorlog in 1914 uitbrak, was de uitvoer van Plan XVII een totaal fiasco. De Duitse verdediging van Elzas-Lotharingen was vele malen beter dan de Fransen verwacht hadden. Na een paar weken waren de Fransen terug op hun beginposities, terwijl de Duitsers zonder noemenswaardige tegenstand door heel België en noord-Frankrijk hadden kunnen trekken en inmiddels Parijs bedreigden. Alleen het feit dat het Duitse opperbevel troepen uit de aanval terugtrok om ingezet te kunnen worden aan het oostfront, zorgde er voor dat het de Fransen en Engelsen lukte om het Duitse offensief tot staan te brengen. Deze stilstand resulteerde in de eerste Slag aan de Marne.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten