dinsdag 29 maart 2011

Schlieffenplan

Het Schlieffenplan en het Franse Plan XVII

Het Schlieffenplan is de naam voor het plan dat de Duitser Alfred von Schlieffen (1833-1913) had ontwikkeld om in geval van oorlog met Frankrijk laatstgenoemd land zo snel mogelijk te kunnen overrompelen.

Motivatie

Als gevolg van de Frans-Russische samenwerking in het begin van de jaren negentig van de 19e eeuw was de Duitse generale staf zich intensief gaan voorbereiden op een tweefrontenoorlog.
Het Duitse opperbevel ging ervan uit dat het Duitse leger niet sterk genoeg was om het Franse en het Russische leger tegelijkertijd te verslaan. Aanvankelijk was de doctrine defensief: men zou verdedigen in het westen en voorzichtig aanvallen in het oosten. Dit was een voorzichtige en conservatieve strategie, waarbij men bovendien ervoor beducht was zich in het Russische achterland in te laten lokken, zoals Napoleon een eeuw eerder. Von Schlieffen bedacht voor het westelijk front echter een gedurfder plan, dat een snelle uitschakeling van Frankrijk beoogde, waarna met Rusland zou worden afgerekend.
Deze aanpak werd in 1906 bepleit in een definitieve notitie, beter bekend als het von Schlieffenplan. Dit plan ging ervan uit dat Rusland tenminste 8 weken nodig zou hebben om volledig te mobiliseren, door het gebrek aan industrialisatie, infrastructuur en de enorme afmetingen van het land. Von Schlieffen veronderstelde bovendien dat Frankrijk de neutraliteit van de Lage landen en Zwitserland niet zou schenden en haar hoofdmacht zou concentreren tussen Belfort en Sedan. De Duitsers zouden een schijnaanval doen en zich vervolgens in Elzas-Lotharingen terugtrekken. De hoofdmacht zou, met als draaipunt de regio Thionville-Metz, een sikkelbeweging met een zo sterk mogelijke rechtervleugel maken en het Franse leger insluiten. Het noordoosten van Frankrijk speelde in het plan een secundaire rol. In Lotharingen moest nog een bescheiden strijdmacht worden gelegerd, terwijl de Elzas nauwelijks zou worden verdedigd. Het wijken voor een te verwachten Franse opmars in deze streken paste zelfs uitstekend in het plan; de tegenstander zou op deze wijze namelijk steeds dieper in de val lopen.

Plan

Het plan behelsde een grote cirkelvormige beweging door België en Nederland, waardoor Frankrijk in feite langs een breed front vanuit het noorden werd aangevallen. Het plan sloeg geen acht op de Belgische en Nederlandse neutraliteit en vereiste durf bij de uitvoering ervan. Een belangrijk onderdeel van het plan was de verovering van de versterkte forten rond Luik en Verdun. In de aanvankelijke versie van het plan zou overigens slechts opgerukt worden door Luxemburg en het uiterste zuiden van België.
Hierdoor zou Frankrijk in een tijdsbestek van 42 dagen (6 weken) uitgeschakeld worden. Vervolgens moest dan het hele Duitse leger met de trein naar het oosten verplaatst worden, om de Russische aanval op te kunnen vangen. Door het von Schlieffenplan zou Duitsland een voor een met zijn vijanden kunnen afrekenen in plaats van met beiden tegelijk te worden geconfronteerd. Voorwaarde voor succes was wel dat de Duitsers het tijdschema strikt aanhielden. Von Schlieffen ging ervan uit dat Duitsland na significante vertraging maar beter kon gaan onderhandelen omdat dan de kans op de overwinning voorbij was.

Forten rond Luik

Verandering

Het Schlieffenplan werd veranderd met de komst van de nieuwe legerchef Helmuth von Moltke. Eén van de wijzigingen die in het plan die hem veelvuldig verweten zijn is dat hij de linker vleugel versterkt zou hebben ten koste van de rechtervleugel. Een telling van de divisies op de beide vleugels laat echter zien dat dit verwijt geen stand kan houden. In de verwijten die hem gemaakt werden, zou hij de legendarische laatste woorden van Von Schlieffen: 'Macht mir nur den Rechten stark' blijkbaar vergeten hebben.
Nog een belangrijke verandering die Helmut von Moltke aanbracht was dat ze niet meer door Nederland trokken om aan te vallen. Een neutraal Nederland werd nuttig geacht als een "luchtpijp naar de Noordzee".
De Oberste Heeresleitung raakte door de aanvankelijke Duitse successen in Lotharingen in een euforische stemming. Von Moltke gaf beide legers opdracht om het offensief voort te zetten, om de verdedigingswerken bij Nancy te veroveren. De niet langer defensief opererende linkervleugel zou zo kunnen bijdragen tot een reusachtige herhaling van de slag bij Cannae: de gehele vijandelijke strijdmacht omsingeld in een gelijktijdige tangbeweging vanuit het oosten en het westen. Daartoe moest de in opzet immers zwakkere linkervleugel worden versterkt.

Helmuth von Moltke

Zwakheden

Het Von Schlieffenplan had een aantal cruciale zwakheden, die in niet geringe mate zouden bijdragen tot Duitslands ondergang in 1918, vooral in het licht van de toenmalige communicatietechnologie. Telefoonlijnen liepen slechts tot de grens of tot het front, waardoor telefoon in een bewegingsoorlog waardeloos was. Hetzelfde gold voor telegraaf, terwijl radio nog niet geavanceerd genoeg was om als communicatiemiddel te worden gebruikt. Men vertrouwde voornamelijk nog op koeriers. Men viel dus terug op een rigide planning. Het plan moest hoe dan ook gevolgd worden, ongeacht de situatie. Lagere officieren hadden geen enkele vrijheid van handelen.
Allereerst was het plan bedacht voor en door militairen, en volstrekt niet op de politieke situatie ingespeeld. Het plan voorzag in Franse oorlogsdeelname, maar Frankrijk had zich, ondanks zijn bijstandsverdrag met Rusland, in de crisis van juli 1914 afzijdig gehouden en leek niet van plan om zich voor een crisis op de Balkan in een oorlog te willen storten. Omdat het von Schlieffenplan echter ervan uitging dat Frankrijk wel aanviel, werd Frankrijk toch bij de oorlog betrokken toen de Duitsers eenzijdig de Fransen de oorlog verklaarden. Bovendien werden neutrale landen aangevallen, landen die Duitsland niets misdaan hadden maar de pech hadden in het pad van de beoogde opmars te liggen. Dit leidde in eerste instantie tot Britse oorlogsdeelname, ook hier met tegenzin, op grond van de Engelse garantie aan België uit 1839, en daarnaast voor de Duitsers ook tot een groot verlies aan politiek krediet. De andere landen waren veel minder geneigd om met de Duitsers te onderhandelen over een 'vreedzame oplossing' van de crisis. Vanaf 1914 zou Duitsland als de grootste agressor van Europa worden gezien, en doordat het zichzelf de vijandigheid van andere staten op de hals had gehaald, had het zijn eigen "boemannen" gecreëerd.
Verder was het wegen- en spoorwegnet van België en Noord-Frankrijk te klein voor een optimale troepenverplaatsing. Kortom: het Duitse leger was te groot en kon door deze beperkingen zijn capaciteiten niet optimaal benutten. Dit ging ten koste van de snelheid van het offensief, en snelheid was cruciaal.
Wanneer men in een atlas een passer met zijn punt op Sedan zet en het potlood op Maastricht en vervolgens een cirkel trekt, valt op dat de cirkel ver van de Kanaalkust blijft. Met andere woorden: naarmate de Duitsers verder oprukten werd het front breder waarover ze hun strijdkrachten steeds meer moesten verspreiden. Von Kluck met zijn buitenste leger kwam in Noord-Frankrijk dan ook voor een onaangename keus te staan: op de Kanaalkust afgaan en de Fransen de gelegenheid geven een wig te drijven in zijn dan verzwakte linkerflank of naar binnen draaien en zijn dan verzwakte rechterflank bloot te stellen aan Franse tegenacties. Von Kluck koos voor deze laatste optie, mede ingegeven door de overtuiging dat het BEF (British expedition force, gelegerd op de uiterste linkerflank van het Franse dispositief) in eerste instantie weigerachtig was om zich in een offensief te engageren. Daarenboven was het Franse vijfde leger op terugtocht. Von Kluck wou per se dit leger omsingelen: daarom verkoos hij af te wijken van zijn lijn en niet onder maar wel boven Parijs de von Schlieffen-tang te sluiten... hierdoor gaf hij zijn rechterflank bloot aan de Franse troepen die Parijs verdedigden en die tot de aanval overgingen. De slag aan de Marne begon... Als gevolg daarvan bleef Parijs buiten bereik.
Daarnaast had het Duitse opperbevel niet geleerd van de Frans-Pruisische oorlog van 1870: wanneer een leger verslagen is, is het land nog niet verslagen. Na de nederlaag van het Franse leger, de gevangenneming van de Franse keizer, en de omsingeling van Parijs bleek Frankrijk, nu als republiek, nog steeds in staat zich te verdedigen. Het Duitse opperbevel ging er in het von Schlieffenplan van uit dat Frankrijk zich zou overgeven, en dat het omsingelde Franse leger geen "last stand" zou maken of het op een confrontatie zou laten aankomen. Ook bleek dat het Belgische leger en de Belgische wil tot verzet danig waren onderschat. Dat zou allemaal leiden tot vertragingen die Duitsland zich niet kon veroorloven.
Ten slotte ging het plan ervan uit dat Rusland acht weken lang niet in staat was tot actie. Ook deze veronderstelling bleek ook niet juist. Rusland bezat zelfs in vredestijd een formidabel staand leger aan de grens, dat in augustus 1914 dan ook direct Oost-Pruisen kon binnenvallen. Hoewel Duitsland dit leger in twee eclatante overwinningen wist te verslaan (de veldslagen bij Tannenberg en de Mazurische Meren) was het Duitse opperbevel aanvankelijk in paniek en besloten zij talrijke gevechtseenheden te onttrekken aan het westelijke front en deze te transporteren naar het front in het Oosten. Hierdoor verzwakten zij de rechterflank van de 'von Schlieffen tang' waardoor o.a. het leger van von Kluck verzwakt werd. Daardoor heeft de nederlaag van de Russen de facto véél bijgedragen tot het overleven van het Franse verzet aan het westelijke front. En ook na deze Duitse overwinning wist het Russische opperbevel veel sneller nieuwe lichtingen te mobiliseren en in te zetten dan het von Schlieffenplan had voorzien.
Ook kan gesteld worden dat het von Schlieffenplan als zodanig een belangrijke factor is geweest in het ontstaan van de Eerste Wereldoorlog. Omdat, althans volgens dit plan, Frankrijk "moest" worden verslagen terwijl Rusland mobiliseerde, zou een Russische mobilisatie direct moeten worden beantwoord met een aanval op Frankrijk. Op het moment dat een conflict tot voorbij een diplomatiek conflict escaleerde, was er nog maar een weg open: naar de grote pan-Europese oorlog.

 Eerste Wereldoorlog

Toen de oorlog in 1914 uitbrak, werd het in deze gewijzigde vorm uitgevoerd en een aantal factoren leidden tot zijn mislukking, waaronder gebrek aan mobiliteit bij de Duitsers, effectieve Franse weerstand, onderschatting van de problemen aan het Russische front, het hardnekkige Belgische verzet (tijdwinst voor de tegenpartij) en de tegenzin bij Helmut von Moltke, de opvolger van Alfred von Schlieffen als hoofd van de Generale Staf, om troepen weg te halen aan het Oostelijk front zodat ook hierdoor de Duitse legers in Frankrijk te weinig slagkracht hadden om Parijs te omsingelen.
De samenwerkende legers van Groot-Brittannië en Frankrijk slaagden er, ondanks deze problemen voor het Duitse opperbevel, slechts ternauwernood in het Duitse leger tot staan te brengen voordat Parijs werd bereikt. Na de race naar de zee, de eerste slag bij Ieper, de slag aan de Marne en de eerste slag bij Verdun kwam de oorlog in het najaar van 1914 tot stilstand in een verschrikkelijke loopgravenoorlog over een front van 700 kilometer die pas in 1918 eindigde.
Uiteindelijk, wanneer men het krijgsverloop na deze eerste veldtocht van 1914 overziet, dan blijkt dat de Duitse strategie terug was gevallen op de oude doctrine die vóór het von Schlieffenplan was aangehangen: verdedigen in het westen en voorzichtig aanvallen in het oosten. Men had echter nu, behalve met Frankrijk en Rusland, ook met Groot-Brittannië en een zeeblokkade te maken.

Tweede Wereldoorlog

Bij de start van de Tweede Wereldoorlog werd een variant van dit plan gebruikt die wel succesvol bleek. Dit plan was bedacht door de Duitse generaal Von Manstein, waarna Hitler de eer voor zichzelf opeiste en Von Manstein naar Stettin liet overplaatsten.

 Eric Manstein

Dit plan ging ervan uit dat de geallieerden deze keer wel op het Von Schlieffenplan zouden zijn voorbereid en rekening zouden houden met een aanval door België en Luxemburg. Wanneer deze kwam, zouden de Fransen waarschijnlijk naar België oprukken om de Duitse aanval daar op te vangen. Von Manstein wilde inderdaad beginnen met een aanval op Nederland, België en Luxemburg, zoals de Fransen terecht verwachtten, maar dan wel met een relatief kleine aanvalsmacht. Na enkele dagen zou vervolgens de Duitse hoofdmacht door de Ardennen oprukken naar het zuidwesten en vervolgens naar het westen zwenken. Via het goede (tank)terrein van Noord-Frankrijk zou de Wehrmacht snel naar het Kanaal oprukken en de geallieerde legers in België opsluiten. Daarna werd met het resterende Franse leger afgerekend.
Het succes van deze variant verbaasde zelfs het Duitse opperbevel. De generaals keken verbaasd naar de legerkaarten toen ze merkten dat ze erdoor kwamen. Wat hen in hun jonge jaren als sergeant of luitenant in 4 jaar aan het westelijke front in 1914-1918 niet was gelukt lukte deze keer wel, en zelfs binnen de zes weken die Von Schlieffen had bepaald.

Discussie

Verschillende divisies werden van front verplaatst. Er is veel discussie geweest - en nog gaande - of von Moltkes aanpassingen in het Schlieffenplan het plan versterkt of verzwakt hebben. Von Schlieffen zelf toonde zich een tegenstander van de wijzigingen die zijn opvolger aanbracht. Analyses in de jaren '80 wezen echter op een vergroting van het aantal divisies dat von Moltke hierdoor effectief via België kon inzetten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten